Voor de burger van later
Oktober 2020
Sinds begin maart dit jaar heeft een eenvoudig virus grip op zo’n beetje alles wat mij lief is. En bij wat mij lief is, hoort uiteraard het onderwijs. Terugblikkend naar de periode tussen nu en maart zijn we een forse ervaring rijker en een aantal lessen zijn geleerd. Maar zijn het de goede lessen? In ieder geval zou het nooit meer mogen gebeuren dat alle scholen tegelijk voor zo’n lange periode dicht gaan.
Kinderen hebben gedurende een langere periode onderwijs op afstand gevolgd. Het was werkelijk een prestatie van formaat die het onderwijs heeft geleverd, door in no-time over te gaan van contactonderwijs naar afstandsonderwijs. De leercurve van leraren en ondersteuners vertoonde in menig geval zelfs de vorm van een hockeystick. De mensen in het onderwijs hebben, zoals overigens altijd, het beste gegeven om ervoor te zorgen dat kinderen deugdelijk onderwijs krijgen. Het is de vraag welke invloed de coronacrisis heeft op de ontwikkeling van de kinderen. Wat heeft het afstandsonderwijs gedaan, of juist niet gedaan? Fundamenteel waren de aandacht en kwaliteit van schoolteams en de goede samenwerking met ouders en verzorgers. Ik denk dat tot nu toe de schade redelijk beperkt is. Voor de meeste kinderen heeft ook rijping (dus ontwikkeling los van onderwijsinterventies) zijn werk gedaan. Er zijn echter ook kinderen die in het onderwijs last hebben gehad en nog hebben van de coronasituatie. Alleen al het uitvallen van leraren die in quarantaine moeten of als kind zelf met je gezin in quarantaine moeten, levert voor kinderen ongewisheid en spanning op. Het is goed dat de minister middelen voor compensatieprogramma’s ter beschikking heeft gesteld. Een teken dat ook onze overheid begrijpt dat onderwijs en kansengelijkheid samengaan.
Scholen zijn een ontmoetingsplaats voor de burgers van later. Met goed onderwijs vormt zich een taalgemeenschap. Een kleine samenleving waar kinderen ook leren met elkaar en volwassenen het gesprek te voeren. Ze doen er kennis op die van waarde wordt geacht in de samenleving en ze leren denken met die kennis en deze verder uit te breiden. En dat steeds samen met de ander. Om met de ander te kunnen omgaan heb je ook een gedeeld begrippenkader (common speech en common knowledge) nodig. Dat laatste moet in Nederland beter uit de verf komen en curriculum.nu alleen lijkt mij nog geen voldoende basis voor een kennisrijke taalgemeenschap in de 21ste eeuw. Op school wordt de burger van later voor een groot deel gevormd. Onze vrije democratie hangt ervan af. Laat ons dat niet vergeten.
Tijdens de crisis zag en hoorde ik verschillende keren mensen spreken over het nieuwe normaal. Een van de varianten van het nieuwe normaal zou dan een soort onderwijsstelsel zijn waarin geïndividualiseerd werken en gepersonaliseerd onderwijs en ontscholing van de samenleving kernelementen zijn. Ieder heeft natuurlijk recht op een eigen mening. Maar een samenleving komt er niet met onderwijs dat gebaseerd is op een achterhaald neoliberaal paradigma met de focus op het vervullen van puur individuele behoeften in een online omgeving. Dat kan alleen maar leiden tot meer ‘Dikke ik’ en een afname van kansen voor grote groepen mensen.
Een mooie les dus die uit deze crisis geleerd kan worden is dat een school bij uitstek de plaats is waar, mits voldoende cultureel en professioneel kapitaal aanwezig, de burger van de toekomst gevormd wordt. En de leraar, een heel belangrijke ander, ontdekte in de periode waarin de kinderen in halve klassen onderwijs ontvingen, dat een halve klas wel betekent dat je kinderen beter kunt zien, en dat je ervaart dat de rust en de aandacht die je als leraar aan je werk kunt schenken een diepe voldoening geven aan je vakmanschap. Ik verwacht niet dat klassen van 12 tot 14 leerlingen gemeengoed gaan worden in het regulier basisonderwijs. Maar een gemiddelde rond de 20 leerlingen zou al heel goed zijn. Er komt gelukkig ook meer onderzoek beschikbaar dat in tegenstelling tot veel door OC&W geciteerd wetenschappelijk onderzoek, laat zien dat kleinere klassen, uiteraard met goede leraren en ondersteuners, een positief effect op onderwijskwaliteit hebben. We gaan het zien.